-
1 stuiven
1 [waaien] blow ⇒ fly about/up2 [met grote snelheid voortbewegen] dash, rush, whiz♦voorbeelden:2 uit elkaar stuiven • scatter, disperseII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 [stof opjagen] make dust♦voorbeelden:1 stuif niet zo! • don't make/stop kicking up so much dust!♦voorbeelden: -
2 haast
haast1〈de〉1 [(te grote) snelheid] haste2 [noodzaak/drang om snel te werk te gaan] hurry♦voorbeelden:haast maken • hurry upgeen haast maken met betalen • be in no hurry to payhaast zetten achter iets • hurry something upin de(r) haast iets vergeten • forget something in the rushin der haast genomen beslissingen • hasty decisionsdie brief heeft haast • that letter cannot waitdat heeft geen haast • there is no rusher is haast bij • the matter is urgentwaarom zo'n haast? • what's the rush?————————haast2〈 bijwoord〉2 [spoedig] soon♦voorbeelden:1 men zou haast denken dat … • one would almost think that …hij durfde haast niet te komen • he hardly dared (to) comehij was haast gevallen • he nearly fellik zou haast willen dat … • I half wish that …haast niets • hardly anythinghaast niet • hardlyhaast nooit • scarcely ever2 het wordt haast weer lente • spring will be here soon, spring is not far off -
3 afjakkeren
1 [uitputten] overwork3 [met dolle snelheid afleggen] tear (along)♦voorbeelden:3 een weg/een grote afstand afjakkeren • tear along a road, speed over a long distance
Перевод: со всех языков на английский
с английского на все языки- С английского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский